Heilig Evangelie van Jezus Christus volgens Lucas 7,36-50.8,1-3.
Een van de Farizeeën vroeg Hem eens bij zich te eten. Hij trad het huis van de Farizeeer binnen en ging aanliggen.
Een vrouw nu die in de stad als een zondares bekend stond, was te weten gekomen, dat Jezus in het huis van de Farizeeer te gast was. Zij nam een albasten vaasje met balsem mee
en ging schreiend achter Hem, bij zijn voeten, staan. Haar tranen maakten zijn voeten nat, die ze met haar hoofdhaar afdroogde. Zij kuste ze keer op keer en zalfde ze met de balsem.
Toen de Farizeeer die Hem uitgenodigd had dit zag, zei hij bij zichzelf: 'Als dit een profeet was zou Hij weten wie en wat voor een vrouw het is die Hem aanraakt; het is immers een zondares.'
Jezus gaf hem ten antwoord: 'Simon, Ik heb u iets te zeggen,' waarop deze zei: 'Zeg het, Meester.'
'Een geldschieter had twee schuldenaars, de een was hem vijfhonderd, de ander vijftig denarien schuldig.
Omdat zij die niet konden teruggeven, schold hij ze aan allebei kwijt. Wie van hen zal nu het meest van hem houden?'
'Ik veronderstel,' antwoordde Simon, 'diegene aan wie hij het meeste heeft kwijtgescholden.' Jezus zei tot hem: 'Uw oordeel is juist.'
Daarop keerde Hij zich tot de vrouw en zei tot Simon: 'Ge ziet die vrouw daar? Ik kwam uw huis binnen; gij hebt niet eens water over mijn voeten gegoten, maar mijn voeten zijn nat geworden door haar tranen en zij heeft ze met haar haren afgedroogd.
Gij hebt Mij niet eens een kus gegeven, maar zij hield, sinds Ik binnenkwam, niet op mijn voeten te kussen.
Gij hebt mijn hoofd niet met olie gezalfd, maar zij heeft mijn voeten gezalfd met balsem.
Daarom zeg Ik u: haar zonden zijn haar vergeven, al waren ze vele, want zij heeft veel liefde betoond. Aan wie weinig wordt vergeven, hij betoont weinig liefde.'
Daarop sprak Hij tot haar: 'Uw zonden zijn vergeven.'
De medeaanliggenden vroegen zich af: 'Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?'
Jezus zei tot de vrouw: 'Uw geloof heeft u gered: ga in vrede.'
Er volgde nu een tijd, waarin Hij predikend rondtrok door stad en dorp en de Blijde Boodschap van het Rijk Gods verkondigde. De twaalf vergezelden Hem,
en ook enkele vrouwen die van boze geesten en ziekten verlost waren: Maria die Magdalena wordt genoemd, uit wie zeven duivels waren weggegaan,
Johanna, de vrouw van Herodes' rentmeester Chuzas, Susanna en vele anderen, die uit eigen middelen voor hen zorgden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten